In deze korte interview serie worden verschillende Nederlandse decanen aan het woord gelaten over de veranderingen met betrekking tot studeren met een functiebeperking die zij hebben zien plaatsvinden in hun werk als decaan. In dit tweede interview Hermien Moning van NHL Stenden Hogeschool in Leeuwarden.
Sinds wanneer werkt u als studentendecaan en wat zijn de veranderingen met betrekking tot studeren met een beperking die u sindsdien heeft zien gebeuren?
‘Vanaf 1997 werk ik als studentendecaan op wat nu de NHL Stenden Hogeschool heet. Ik ben toen aangenomen als beroepskeuzeadviseur en sprak voornamelijk met studenten die twijfelden over hun studie. Studenten met een handicap speelden destijds echter überhaupt minder een rol in het werk van decanen’.
‘Wat je toen al wel zag was dat de nationale belangstelling voor mensen met een handicap begon te groeien en dat het besef dat er iets moest gebeuren ook in het hoger onderwijs begon door te komen. Twee jaar nadat ik begon als decaan nam ik de verantwoordelijkheid voor studenten met een functiebeperking over van een collega en sindsdien bezoek ik de bijeenkomsten die het platform, wat destijds, Handicap + Studie heette (sinds 2019 Expertisecentrum Inclusief Onderwijs) organiseerde. Ongeveer twee keer per jaar kwamen hiervoor zo’n 20 tot 25 decanen van Universiteiten en Hbo’s bij elkaar om te spreken over de ontwikkelingen voor studenten met een functiebeperking’.
‘Ik weet niet of ik de allereerste bijeenkomsten van Handicap en Studie heb bijgewoond maar ik was er zeker in een vroeg stadium bij betrokken. De eerste gesprekken gingen over allemaal verschillende thema’s, maar een van de belangrijke thema’s die al vrij snel naar voren kwam was dat wij niet langer het woord ‘handicap’ wilden gebruiken in onze communicatie. Daarom is voor het woord functiebeperking gekozen. Handicap heeft een hele negatieve klank en studenten voelen zich bovendien ook niet aangesproken door de term ‘handicap’. Het dekt ook niet de lading die het woord ‘functiebeperking’ wel dekt, omdat handicap eigenlijk alleen wordt geassocieerd, of in ieder geval voornamelijk, met fysieke zichtbare beperkingen en niet met niet zichtbare beperkingen zoals ADHD en andere mentale gezondheidsproblemen’.
Het begrip ‘handicap’ dekt ook niet de lading die het woord ‘functiebeperking’ wel dekt, omdat handicap eigenlijk alleen wordt geassocieerd met fysieke zichtbare beperkingen en niet met niet zichtbare beperkingen zoals ADHD en andere mentale gezondheidsproblemen’
‘Het is natuurlijk niet zo dat bij deze bijeenkomsten alle neuzen direct één kant op stonden, maar in dit debat over de terminologie was iedereen het eigenlijk snel met elkaar eens. De stichting heette nog wel Handicap + Studie, maar we waren er wel van overtuigd dat het in ieder geval in de beleidstukken in het hoger onderwijs moest worden aangepast. Deze worden namelijk ook gelezen door de studentenraad, de Hoge School Raad, waar ook studenten inzitten, en door sommige studenten. De impact van beleidstukken gaat ook verder omdat ook de communicatie van hoge scholen en universiteiten op bijvoorbeeld de website, folders en open dagen of de communicatie over toets voorzieningen kwam het woord handicap terug. Nu zie je dat eigenlijk voornamelijk functiebeperking wordt gebruikt of steeds meer al het woord ‘inclusief studeren. Dat komt ook doordat de intentieverklaring van het VN verdrag stelt dat het uitgangspunt inclusief onderwijs moet zijn’.
‘Een ander belangrijk thema dat eigenlijk nog steeds terugkomt is de discussie hoe we veranderingen willen bewerkstelligen. Willen we van onderaf in de opleidingen of juist van bovenop vanuit het bestuur via beleid voor de veranderingen zorgen. Zorg je bijvoorbeeld bij het voorlichten en trainen van werknemers in het hoger onderwijs ervoor dat er op een andere manier wordt geleerd te kijken en handelen als het om studenten met een functiebeperking gaat? De andere optie is om je te richten op het College van Bestuur of landelijke instituties om deze op problemen attent te maken waardoor er beleid kan komen dat van bovenaf wordt opgelegd en misschien sneller voor veranderingen zorgt. De vraag is wat de beste manier is om het beleid voor studeren met een functiebeperking in te voeren’.
‘Het kan natuurlijk ook van onderop komen door de studenten zelf. Een aantal jaren terug heb ik een clubje georganiseerd voor studenten met een functiebeperking waarbij ik ze hielp om bijeenkomsten te organiseren zodat ze ervaringen en tips konden uitwisselen. Ik had dit clubje ‘Bondgenoten’ genoemd in plaats van ‘Lotgenoten’ omdat ze het samen wilden en moesten doen en dit hebben we in totaal zo’n 5 jaar gedaan. De Hogeschool van Rotterdam heeft ook een hele goede club het Power Platform heet en die heel actief zijn, ook doordat ze een betaalde medewerker hebben. Het vraagt veel energie voor de studenten om dit te organiseren en het drijft vaak maar op een paar mensen, dus het gaat soms ter ziele als studenten afstuderen’.
Veranderingen in de afgelopen jaren
‘Als eerste Hogeschool hebben wij de Intentieverklaring voor VN-verdrag getekend in januari 2018. Samen met Leiden etc. Intussen hebben bijna 15 hoge scholen en universiteiten dit ook ondertekend. Het helpt soms als je een voorziening wil regelen voor een student en de opleiding moeilijk doet, dat je kan tonen: ”we hebben de intentieverklaring getekend dus we zijn verplicht de student te ondersteunen zodat ze kunnen studeren. Toch al paar keer gedaan bij opleidingen die lastig doen. Je kunt ze erop aanspreken’.
‘Een andere belangrijk nieuwe ontwikkeling is dat er nu heel veel studenten binnenkomen die voorzieningen – zoals bijvoorbeeld voor toetsen – hebben kunnen gebruiken in het voortgezet onderwijs. Ze verwachten hierdoor meer dan studenten vroeger. In het gunstigste geval betekent dit dat studenten dezelfde voorzieningen kunnen krijgen als in het voortgezet onderwijs’.
‘Ik kan alleen over NHL Stenden spreken maar hier zijn die voorzieningen zoals extra tijd bij toetsen, voorleesprogramma’s, apart zitten bij toetsen, zo ingeburgerd in opleidingen dat er geen discussie meer over hoeft te zijn, dit was vroeger echt anders. Vroeger was het een enkeling die bijvoorbeeld toetsvoorzieningen nodig hadden. Ik begon met 5 studenten in 2002 en dit nodig hadden en in 2019 zijn het er 250. Dit komt niet alleen omdat er meer kinderen met dyslexie gediagnostiseerd worden, maar ook omdat er in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs veel meer kennis over bestaat. De meeste diagnoses van dyslexie worden volgens mij in groep 7 of klas 1 van het voortgezet onderwijs gesteld. Die kinderen hebben altijd voorzieningen gehad dus logisch dat ze dat ook meer vragen in hoger onderwijs’.
‘We hebben heel weinig studenten in een rolstoel, dat is in al die jaren maar een enkeling geweest. Verandering is dat alles nu wel voor hen al aangepast is, maar hier maken ook mensen die even tijdelijk niet kunnen lopen gebruik van. Voor doven en slechtzienden is ook steeds meer mogelijk en dat komt ook door technische ontwikkelingen. Het belangrijkste is dat het steeds meer mogelijk is om voor studenten zelfstandig te studeren, terwijl dit vroeger echt heel moeilijk was.’
‘Alle medewerkers weten we dat we beleid hebben voor het studeren met een functiebeperking en dat er aanpassingen moeten worden gemaakt, dat was vroeger minder. Je kunt er dan over twisten in hoeverre het moet maar niet dat het moet’.
‘Dit is ook een verschil met bijvoorbeeld Engeland waar note-takers al heel lang gebruikelijk waren. Dat bestaat hier niet omdat hier de zelfstandigheid van de student een heel hoog goed is. Dit betekent dat de aanpassingen hier vooral in dienst staan van de zelfstandigheid, dat studenten met een functiebeperking net als andere studenten zelfstandig kunnen studeren. Alle medewerkers weten we dat we beleid hebben voor het studeren met een functiebeperking en dat er aanpassingen moeten worden gemaakt, dat was vroeger minder. Je kunt er dan over twisten in hoeverre het moet maar niet dat het moet’.
Discussiepunt
‘Een belangrijk discussiepunt van vroeger dat vandaag de dag nog steeds terugkomt is de vraag of de studiemoeilijkheden van studenten met een functiebeperking komen door een ‘niveau-kwestie’ of door de beperking. Dit kun je van tevoren nooit zeggen, ondanks dat opleidingen dat wel graag zouden willen zien. Ondanks dat opleidingen denken dat studenten dezelfde beperking hebben, kan de ene student met een beperking het wel en de andere lukt het niet. Opleidingen generaliseren helaas nog steeds vaak’.
‘Of dit discriminatie is? Het is in ieder geval een vooroordeel over een hele groep terwijl het om het individu moet gaan. Ik begeleidde een hele slimme student met autisme die van de opleiding te horen had gekregen dat hij niet geschikt was omdat ‘communicatie heel belangrijk is’ en ze een paar jaar geleden iemand met autisme hadden gehad die het niet gered had. Zo iemand benaderen mag gewoon niet. Dit komt op het HBO extra voor omdat opleidingen bovendien ook nog extra kijken of studenten volgens hen op de arbeidsmarkt passen. Heb je autisme en doe je de docentenopleiding? Dan zeggen docenten op de opleiding soms heel direct in je gezicht dat je bent niet geschikt bent omdat je autisme of dyslexie hebt’.
‘Wat dit extra lastig maakt is het begrip inclusiviteit. Je kunt als onderwijs wel zeggen te streven naar inclusief onderwijs en dit is een mooi streven dat bovendien ook moet vanwege de wet gelijke behandeling, maar ik ben aan het denken gezet door wat een Engelse collega hierover vertelde. Op een congres vertelde deze collega dat we, als het over inclusiviteit gaat, er bedacht op moeten zijn om mensen die niet precies in de kaders vallen – en er zijn altijd mensen die erbuiten vallen – uit te sluiten in ons streven inclusief te zijn. Als er iemand net buiten de kaders valt van wat we ‘inclusief’ noemen, dat je dan toch weer gaat buitensluiten. Inclusiviteit moet niet leiden tot het opnieuw uitsluiten van mensen’.
Het gaat nog te vaak over in plaats van met. Functiebeperking klinkt ook negatief. Inclusiviteit betekent voor mij dat iedereen anders is en uniek. In feite hebben we allemaal beperkingen, want niemand is goed in alles. Misschien moeten we kijken naar de talenten en mogelijkheden en daarop focussen.