Iek! Ik kan een kreetje niet onderdrukken wanneer het me overkomt, vaak na dagen vruchteloos ploeteren. Senioren die hun familiestamboom zitten uit te pluizen kijken licht geërgerd op. In archieven wordt doorgaans gezwegen. Frivole uitroepen van arbeidsvreugde zijn ze er niet gewend. Een historisch vondstje brengt me nu eenmaal een kinderlijk gevoel van bevrediging. Lang gehouden vermoedens die plots bevestigd of weerlegd worden door een weggegooide zin, ergens aan het einde van het vergeelde verslag van een kabinetsvergadering. Noem me sentimenteel, verwijt me een hang naar het ambachtelijke, maar ik ben zo één van die historici die graag in een archief zit. Iemand die liever hanepoten in notitieboeken krabbelt dan praktisch op een laptop typt. Lettertypes die al decennia niet meer in zwang zijn, maagdelijke bundeltjes die je voor de eerste keer losstrikt. Het is niet alleen charmant – charmanter dan een ingescande tekst door een pdf-zoeker draaien. Het is ook allemaal context, die je iets vertelt over de inhoud van wat je aan het lezen bent. Als historici iets kunnen doen, is het wel context bieden.
Maar het mooiste wat je in een archief kan overkomen, is vinden wat je niet zocht. Iets ontdekken waarvan je niet beseft dat je het wil weten. Gedigitaliseerde bestanden waarin je efficiënt kan zoeken op woordcombinaties verkleinen de kans op verspilde uren. En ik ben al wat blij geweest met het bestaan van die technieken in het koude licht van een naderende deadline. Ze sturen aan op snel antwoorden vinden op de vragen die je hebt maar daarmee verdwijnen de onverwachte vondsten, de kans op serendipiteit. Is dat de juiste term, serendipiteit? Of wordt die alleen voorbehouden voor gelukkige toevalstreffers, niet voor het argeloos struikelen over een strijd die blijkbaar al jaren meegaat.
Een papiertje valt uit een zware archiefmap die ik aan het versjouwen ben van een trolley naar een kast. (Dat mag eigenlijk niet, daar moet je de archivaris voor roepen, maar de archivaris is al heel de voormiddag zoek). Op het papiertje heeft iemand een krantenknipsel geplakt, dat verder niets te maken heeft met de vergaderstukken die ik onderzoek. ‘De Belgische staat veroordeeld door het Europees Hof’ meldt de Libre Belgique van 20 juni 1975. Reden: de weigering van het ministerie van sociale zaken om de wettelijk voorziene gehandicaptenuitkering uit te reiken aan een jonge Italiaan wiens ouders in België werken. Het Hof speelde in de jaren zeventig vaker een progressieve rol in het toepassen van arbeidswetgeving, dat wist ik van de gelijke beloning voor mannen en vrouwen, maar over de uitbetaling van uitkeringen voor mensen met een handicap hoorde ik nooit eerder wat. Ook toen werd er een strijd gevoerd over wie er in België recht had op een uitkering. Italiaanse arbeidsmigranten vormden daarbij een schrikbeeld, zeker na de oliecrisis, wanneer de economische omstandigheden verslechterden. Dat krantenknipsel is geen antwoord op een vraag die ik in gedachte had maar geeft wel een voorgeschiedenis aan hedendaagse ontwikkelingen: recent werd nog in vraag gesteld welke EU-burgers er eigenlijk recht hebben op een Belgische gehandicaptenuitkering. Ongevraagd gevonden, maar net het soort context dat historici kunnen bieden.
Dit artikel is eerder gepubliceerd in DeMorgen