In deze korte interview serie worden verschillende Nederlandse decanen aan het woord gelaten over de veranderingen met betrekking tot studeren met een functiebeperking die zij hebben zien plaatsvinden in hun werk als decaan. In het eerste interview Marcel Melchers van de Universiteit Leiden.
Sinds 20 jaar werkt Marcel Melchers als studentendecaan aan de Universiteit van Leiden. Hij heeft in die tijd veel zien veranderen: ‘waar mijn voorganger nog zo’n drie tot vier afspraken per week had en het studentencontact voornamelijk via de opleiding geregeld was, is dat nu centraal bij ons geregeld en krijgen wij veel grotere aantallen studenten op bezoek’. Dit komt volgens hem enerzijds doordat er ‘veel meer diagnoses worden gegeven en er daarom meer studenten met een functiebeperking zijn. Als je een beetje afwijkt van de norm krijg je soms al een diagnose en word je gecategoriseerd. Anderzijds komen er ook simpelweg meer hulpvragen van studenten binnen die anders misschien niet hadden aangeklopt’.
Volgens Melchers gaat het om ongeveer één op de tien studenten op HBO’s of Universiteiten een ‘beperking die een belemmering oplevert’. De overgrote meerderheid van deze groep kan, al dan niet door het gebruik van voorzieningen, zonder belemmering hun studie afronden. Bij één van deze drie ontstaan er ondanks de voorzieningen wel problemen. Dyslexie is volgens de onderzoekers de meest voorkomende functiebeperking en daarna komen ‘chronische vermoeidheid, migraine, beperking in concentratie, long en ademhalingsprobleem, huidaandoening en psychische problemen of aandoeningen’. Uit het onderzoek blijkt verder dat ‘met name studenten met autisme, ADHD, een psychische beperking en een functionele beperking hebben een grotere kans op uitval’, terwijl ‘studenten met chronische ziektes of dyslexie niet vaker uit dan andere studenten’.[1]
Een belangrijke reden dat studeren met een functiebeperking makkelijker is geworden in de afgelopen decennia zijn volgens Melchers de internationale verdragen waaraan de Universiteit van Leiden zich, net als veel andere Nederlandse Hoge Scholen en Universiteiten, heeft verbonden. Een voorbeeld is het VN-verdrag voor de rechten van de mens met een beperking dat op 14 juli 2016 in Nederland in werking trad, al moet het daaruit voortkomende beleid nog wel worden geïmplementeerd. Belangrijker was de wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, die in april 2003 werd aangenomen. Deze wet zorgde er volgens Melchers voor dat er op de universiteit ‘meer aandacht kwam voor studenten met een functiebeperking en dat er beleid werd gemaakt om tot verbeteringen te komen’.
Een ander gevolg van het VN-verdrag is volgens Melchers de ‘kennisverspreiding onder medewerkers over wat beperkingen betekenen en welke voorzieningen studenten met een functiebeperking nodig hebben’. Tegelijkertijd stelt hij dat ‘met name tegenover dyslexie nogal wat scepsis bestaat onder vooral een oudere generatie van docenten. Dat is natuurlijk heel generaliserend gezegd, maar de jongere docenten weten hier over het algemeen wel beter mee om te gaan’.
‘Toen ik begon als decaan wisten de opleidingen niet hoe ze moesten omgaan met studenten met een functiebeperking. Ze werden bij sommige opleidingen weggestuurd of de faciliteiten die ze nodig hadden ontzegd. Vanaf 2006 hebben we door een aantal subsidies aanpassingen kunnen doorvoeren waaronder een buddysysteem. Waar het buddysysteem in eerste instantie vaak gebruik maakte van ‘psychologiestudenten die misschien wel veel wisten over autisme, maar eigenlijk niets over de specifieke studie’, wordt er nu vaak voor studenten gekozen van de studie. ‘Dit is omgedraaid omdat studenten van de specifieke studie veel beter kunnen vertellen over hoe je het beste voor tentamens kan leren, hoe je hoofd en bijzaken moet onderscheiden of hoe je studiestof kan samenvatten. Doordat de buddy’s van de studenten met een functiebeperking van de opleiding zelf komen kunnen ze studie specifieke tips geven.’
Een andere belangrijke stap was de oprichting van het Fenestra Disability Centre in 2007 naar aanleiding van een subsidie voor studeren met een beperking van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dit is een centraal punt binnen de universiteit waar mensen met een beperking naar toe kunnen gaan als ze hulp nodig hebben bij het aanvragen van voorzieningen of voor informatie. Hierdoor is het aantal studenten met een beperking die wij begeleiden ook sterk gestegen’.
De meeste studenten met een functiebeperking komen bij het Fenestra Disability Center langs voor hulp bij het aanvragen van ‘voorzieningen zoals software voor vergroting van teksten, recorders voor het opnemen van colleges en extra tijd bij tentamens’ of bijvoorbeeld financiële regelingen zoals een jaar extra studiefinanciering. Tegelijkertijd heeft de universiteit een buddysysteem, waarin voornamelijk studenten met een autismespectrumstoornis door ouderejaarsstudenten begeleid worden bij de ‘praktische kanten van studeren en hoe de opleiding werkt’.
‘Sommige opleidingen klagen dat studenten met een functiebeperking vaker de eindstreep niet halen. Ik zie dat zelf eerder als een argument om nog meer te doen voor deze groep dan om het dan maar te laten’.
Alhoewel het besef van het ‘belang van goede voorzieningen voor studenten met een functiebeperking’ volgens Melchers binnen de universiteit gestaagd groeit, blijven er nog steeds veel barrières. ‘Het bestuur krijg je altijd wel mee met je voorstellen, maar die staan vaak ook een stukje van de werkvloer. Met name de opleidingen zuchten nog wel eens over de inspanningen die ze moeten leveren voor studenten met een functiebeperking. Ze klagen er bijvoorbeeld over dat deze studenten zorgen voor een daling van het rendement van afgestudeerde studenten met een diploma, omdat studenten met een functiebeperking vaker de eindstreep niet halen. Ik zie dat zelf eerder als een argument om nog meer te doen voor deze groep dan om het dan maar te laten’.
Daarnaast komt het Melchers soms nog steeds tot onenigheid tussen opleidingen en studenten met een functiebeperking over bijvoorbeeld een gebrek aan voorzieningen of de voortgang van de student. ‘Dat een opleiding meer tijd moet besteden aan een student met een functiebeperking is misschien zo, maar het gaat hierbij om de rechten van deze studenten. Als een opleiding soms nog steeds weigert voorzieningen te leveren dan komt het soms wel tot een rechtsgang’.
‘Nadat we in 2007 begonnen met Fenestra is het rendement van studenten met een functiebeperking die afstudeerden gestegen met 10%, dat is een gigantisch aantal studenten als je bedenkt dat ongeveer 10% van de studenten aan de universiteit een functiebeperking heeft. Deze cijfers kunnen we ook laten zien aan de opleidingen’. ‘Het bezoek van toenmalig premier Jan-Peter Balkenende in 2008 aan Fenestra zorgde ook voor veel extra publiciteit en hierdoor kwamen studenten met een functiebeperking bij zowel het bestuur als veel opleidingen hoger op de agenda’.
Hoop voor de toekomst
‘Waar ik naar uitkijk is dat er meer maatwerk wordt geleverd voor studenten met een functiebeperking. Nu vindt het grootste deel van het voorzieningenaanbod nog plaats vanuit de medische verklaringen van de student, maar omdat het College van Bestuur een aantal jaren geleden het VN-verdrag heeft ondertekend hebben ze ingetekend op het bereiken van inclusief onderwijs.’
‘Of we dit ooit bereiken weet ik niet, maar ik hoop dat er ooit een situatie komt waar een docent niet weet of een leerling een functiebeperking heeft of niet, maar waar de voorzieningen er simpelweg zijn en gebruikt kunnen worden. Dat er bijvoorbeeld extra tentamentijd is voor iedereen, dat de betere fysieke toegang gewoon overal aanwezig is, dat stoelen voor iedereen toegankelijk zijn en ook bijvoorbeeld dat het onderwijs voor diverse leerstijlen geschikt is en dat er werkgroepen zijn voor zo’n 3 leerstijlen. Sommige studenten zijn namelijk gebaad bij een visuele leerstijl terwijl andere studenten met bijvoorbeeld een autismespectrum disorder daar juist geen behoefte aan hebben.’
Een ander punt waar hij hoopt op verandering is de toenemende sociale druk onder studenten. Hij ziet steeds meer studenten met ‘angst, depressie en burn-out klachten’. In een recent rapport stellen ook het Interstedelijk Studentenoverleg en het Nederlands Instituut van Psychologen vast dat er telkens meer studenten naar de studentenpsycholoog gaan en dat de wachtrijen hierdoor langer worden.[2]
Melchers wijst als een van de oorzaken van de toenemende mentale problemen van studenten naar de toenemende rol van sociale media in het leven van studenten. ‘Ik zou het mooi vinden als sociale media meer een eerlijke, ware, voorstelling van het leven geven en dat jongeren meer openheid geven over de vervelende periodes in hun leven in plaats van enkel de mooie dingen. Je mag soms ook gewoon zeggen dat je een k*t-week hebt en ik heb het gevoel dat heel veel 18-jarigen dat niet meer durven en dat ze ook niet meer met elkaar of hun ouders praten over als ze zich vervelend voelen’.
[1] F. Steenkamp, Gebruikerstoets Studeren met een handicap. De oordelen van studenten met een functiebeperking over hun studie en instelling. CHOI, 2012. Handicap en Studie.
[2] https://www.groene.nl/artikel/zonder-een-stempel-word-je-niet-serieus-genomen